De Hofwoning in ’t Woudt is niet alleen de oudste boerderij van het kerkdorp. Het is ook een boerderij, waarvan sinds 1450 de hoofdbewoners bekend zijn. Paul van Woerden vertegenwoordigt de zestiende generatie bewoners van de Hofwoning.
Paul van Woerden werd in 1920 geboren op de Hofwoning in ’t Woudt. Zijn vader, Arie van Woerden, was in 1918 op deze boerderij boer geworden. Zijn moeder, Jaapje van der Spek, overleed in 1933 bij de geboorte van haar tiende kind. Vader was toen 42 jaar oud en bleef met negen kinderen achter. Zijn zuster, tante Tijn, kwam in huis voor het gezin zorgen. Zij werd een tweede moeder voor de kinderen.
De Hofwoning dateert voor een deel uit de zestiende eeuw, ca. 1580. Hierdoor is het de oudste boerderij van het kerkdorp ’t Woudt. De naam verwijst naar het hofland, het land van de graaf, dat vanouds de boerderij omringde. Het voorhuis van de Hofwoning stamt uit de stichtingstijd en is redelijk bewaard gebleven. Het restant van een voordeur, bijna in het midden van de voorgevel, kan nog aangewezen worden. Ook de trap naar de opkamer, met daaronder de oude keldertoegang, zit nog op de originele plaats. De toegang (een zestiende-eeuwse strokendeur) en het interieur van de opkamer zijn zeer waardevol. Het plafond bestaat uit moer- en kinderbinten, waarbij de moerbinten op muurstijlen rusten. De opkamer is in de achttiende eeuw met ongeveer drie meter verlengd tot ruim tien meter. Het achterhuis heeft oorspronkelijk aan de erfzijde een open gedeelte gehad, dat wellicht als dorsvloer diende. Aan de andere zijde is nog een afgescheiden boenhok herkenbaar met een uitgebouwde schouw aan de zijgevel. De karnmolen was vrij ver van het boenhok aan de stal gebouwd.
Er hoorde altijd maar een geringe hoeveelheid akkerland bij de boerderij. Het meeste land werd gebruikt als grasland. Vanaf de Middeleeuwen tot in het begin van de twintigste eeuw verwerkten de boeren van ’t Woudt de melk tot boter. De kwaliteit van de Woudtse boter werd geroemd.
Vóór 1580 heeft op de plaats van de Hofwoning ook een boerderij gestaan. Dit blijkt niet alleen uit oude kaarten, maar ook uit bodemonderzoek. De fundering van het voorhuis bestaat uit vier lagen secundair gebruikte grote stenen (formaat 6,5 x 13 x 26 cm), die afkomstig zijn van een oudere woning. Het vroegste aardewerk, dat op deze locatie is gevonden, dateert uit de twaalfde eeuw.
Vanaf het midden van de vijftiende eeuw kennen we de namen van de bewoners van de Hofwoning. Achtereenvolgens woonden hier de geslachten Van der Burch vanaf ca.1450, Dijcxhoorn vanaf ca.1589, Van der Kooij vanaf 1690 en Van Woerden vanaf 1878 (zie de bijgevoegde stamboom).
Nicolaas van Woerden, de broer van Paul, nam in 1953 de boerderij van zijn vader over. Arie van Woerden woonde daarna in de rentenierswoning, die in het begin van de negentiende eeuw aan de Hofwoning werd gebouwd. Het gezin van Paul van Woerden deelde enige tijd de woning met het gezin van Nicolaas van Woerden.
Paul van Woerden beschrijft de boerderij als volgt: “Rondom was een bestrating van IJsselsteentjes. Zo ook in het deel van de woning, dat ‘boenik’ (boenhoek) werd genoemd. Hier deed men de was. Naast deze ruimte lagen de oude paardenstal en de dorsvloer, met een trap naar de stalzolder en de kamer van de knecht. Op de ‘boenik’ was een fornuis om voor heet water te zorgen en om groenten te koken. De huiskamer en de keuken waren bereikbaar via de ‘boenik’. In de huiskamer bevond zich een bakoven, waarin vroeger brood werd gebakken. In de binnenkamer was oorspronkelijk een open haard. Verder waren er twee slaapkamers en een zolderkamer voor de dienstbode. Vanaf de binnenkamer leidde een trap naar de opkamer. Als je deze trap optilde, kwam je op een afstapje naar de kelder. In de opkamer bevonden zich een bedstede en een glazen wandkast met porselein en sieraden. Bij de boerderij hoorden een karnmolen en een melkhuis met een houten pomp en een pet, waarin de melk werd gekoeld. Op het erf stonden naast de vermelde rentenierswoning een wagenschuur, een varkensschuur en twee hooibergen. Verder waren er een boomgaard en een grote moestuin, die aan de noordkant werd beschut door een hoge muur.”
De varkensschuur, de hooibergen en de karnmolen zijn inmiddels verdwenen. De tuinmuur, die uit het midden van de achttiende eeuw dateert, is enkele jaren geleden gerestaureerd. Sinds 1987 wordt de Hofwoning niet meer gebruikt als boerenbedrijf.
Bronnen:
Interview met Paul van Woerden gehouden door Werner-Berkhout, Trudy op 11 oktober 2002.
Moerman, Jacques, De hoofdbewoners van de Hofwoning op ’t Woudt (ca. 1450-2003). In: Het boerenbedrijf in de Woudse- en Hodenpijlse polder, 16e t/m 19e eeuw. Resultaten van enkele bronnenstudies, Schipluiden, 2003.