Een boerin had meestal twee dienstbodes, een oudere bovenmeid en een jongere die het vak nog moest leren: het ondermeisje, dat vaak niet ouder dan een jaar of dertien was. De meiden, boerendienstbodes noemen zij zichzelf liever, hielpen de boerin met het huishouden en met de kinderen. Ze werkten meestal vanaf zes uur in de ochtend.
Luister naar het verhaal:
Klik hier en beluister alle twaalf verhalen.