Elke boer had varkens. Ieder jaar werd een varken geslacht voor eigen eet, de biggen werden op de markt verhandeld.
De handel in varkens was bijzonder slecht in de jaren dertig. Volgens de heer S. Mostert: ‘Het ging zo slecht, je kon ze bijna niet kwijt’. De handelaren bleven met veel varkens zitten. Mostert vertelde dat soms de biggen bijna gratis aan mensen werden meegegeven. Ook kende hij een koopman die na de markt zijn overgebleven biggen gewoon in het weiland bij een boer zette. Kooplieden haalden soms de grap uit om de onverkochte biggen op een onbewaakt ogenblik bij een ander op de wagen te stallen. Deze handel was in de jaren twintig ook al niet goed. Geld was hard nodig, dus werden alle mogelijkheden benut.
Zo hadden ze bij Mostert in 1919 een heel groot en zwaar varken. Het beest woog wel zo’n 1200 pond. Om wat geld te verdienen liepen de jongens met het beest de kermissen af, onder andere in Delft en Rotterdam, maar ook wel in Gelderland. Natuurlijk mocht men ook thuis komen kijken, alleen niet op zondag. Door middel van advertenties probeerde men de aandacht op het varken te vestigen en tegen betaling van f 0,25 cent kon men ‘het wondervarken’ bekijken. Een gewoon varken weegt ongeveer 200 pond.
In Naaldwijk was tot ongeveer 1930 een ‘biggenmarkt’. Vader Mostert was daar ook te vinden met zijn varkens. In het Westland hadden veel tuinders een varken. Het dier diende voor eigen eet en vooral voor de mest. Dat was noodzakelijk en goedkoper dan ergens anders de mest te moeten kopen.
Waarom de handel in biggen en varkens zo slecht ging, kwam waarschijnlijk door de grote aanvoer. Elk varken kreeg wel zo’n vijf a zeven biggen. Boeren hielden zelf altijd een varken aan voor eigen eet. De rest was bedoeld als handel. Bij vader Maarten van Buuren aan de Westgaag werden ook varkens ‘gemest’. Vader was dan wel geen veehandelaar meer (dit had hij rond 1908 wegens gezondheidsproblemen -reuma- op moeten geven), maar probeerde met deze vetmesterij wat extra’s te verdienen. Vader Van Buuren had zo’n dertig varkens thuis. Als een varken voldoende woog, werd het verkocht aan de slager. Een varken bracht ongeveer 11 cent per kilo op. (Een varken woog ongeveer 200 pond). Je verdiende niet veel aan een varken, het vetmesten kostte natuurlijk ook geld. Bijvoorbeeld de kosten van het meel voor de slobber: een mengsel van allerlei soorten gemalen granen en water. De slager werd eveneens niet rijk van een varken. De heren Bas van Buuren en Siem Mostert hebben meerdere keren gezien, dat er in Maassluis gratis varkenskoppen boven de deur bij slager Van Gelderen hingen voor de armen. Ook in Vlaardingen zag men gratis koppen bij de slagers. Van die koppen kon men zure zult maken en de armen waren er blij mee. Broer Maarten van Buuren kwam een keer thuis met een koppel biggen, 20 stuks, die hij op de Delftse markt voor f 3,50 per stuk had gekocht. Aan deze biggen werd flink verloren. De varkens werden steeds minder waard.
In november werd het varken geslacht en het hele jaar werd er van gegeten. Het is bekend dat er elke dag spek op het menu stond. Ook bij gerechten waar het absoluut niet bij smaakte of bij zomerse temperaturen. Klagen deed men niet. Het varken moest op en iets anders was er niet. Alleen bij de gegoede boeren kwam er ham of rookvlees op tafel, zoals bij boer Kees Doelman in de Zuidbuurt en bij Frans Cloosterman aan de Gaagweg. Op het dagelijks menu stond aardappelen, groenten en spek. Dokter Tjebbes, de plaatselijke huisarts in Maasland, heeft eens gezegd; ‘Die boeren hier eten zich ziek aan het spek en gezond aan de gruttenmelk’.
Trudy Werner-Berkhout, Thema: Handel, Sleutelwoorden: handel, varkens, Periode: 1930 – 1940, 25-01-2004
Bronnen:
- Trudy Werner-Berkhout. Interviews met de heren S. Mostert en B. Van Buuren in 2002.